Maandag

De 2e dag willen we vroeg richting het oosten vertrekken, 600 kilometer asfalt voor de boeg. We komen nog langzaam op gang, maar kunnen toch met slechts 20 minuten vertraging op pad.

Kale landschappen
Onderweg verbazen we ons over de rust op straat, we zien geen mens! Het asfalt is zo goed als nieuw en voert ons kilometers langs kale landschappen. Langzaam wordt het roodglooiende landschap steeds kaler. Boompjes worden struikjes worden grasjes, en na 300 kilometer is er alleen nog zand, rots, en brandnew asfalt.

Alleen maar zand
Rood zand, wit, creme, geel, oranje zand. Dik zand, dun zand, opwaaiend zand, wervelend zand, en zand in de lucht. De lucht is ondoorzichtig van het zand, en door deze mist zien we vaag contouren van platte tafelbergen. Het is bloedheet!

Talud
Halverwege stoppen we bij Talud. Net als alle dorpen een dorp met nieuwe karakterloze bebouwing. Maar, met een historisch hoogtepunt: een natuurlijke graansilo. Boven op een winderige berg ligt er een eeuwenoude burcht, die nog het beste te beschrijven is als een soort bijenkorf.

In de rots zijn 400 hokjes met halfronde openingen uitgehakt, waar de dorpsbewoners vroeger hun graan- en andere voorraden veilig konden opslaan. Pas rond 1960 raakte de graanopslag in ongebruik. Na dit hoogtepunt nog 300 lange kilometers naar Ghadames.

Meest westelijke puntje
Het meest westelijke puntje van Libie, aan de grens met Tunesie.. Ook hier vinden we nog een camping met een warme douche. Wat is douchen toch lekker na zo’n hete dag door het stof! En, de vlooien in de tent zijn uitgeroeid, de mensen afgemat. Iedereen slaapt als een roos!